De Tuinkabouter Leeft!
leestijd 6 minuten

De Tuinkabouter Leeft!

De Tuinkabouter Leeft!

Bestaan kabouters? De meningen zijn verdeeld. Maar om de nanus hortorum vulgaris kan niemand heen. Onderschat de tuinkabouter niet; stilletjes maar onstuitbaar verovert ze de aardbol. Let je even niet op, dan staan er weer nieuwe bij. En ze willen respect. Als oeroud archetype van onze verbondenheid met de grond, met het aardse. Niet meteen overtuigd? Luister naar:

De Tuinkabouter Leeft! :   

Aan het woord komen: wetenschappers en buitenlui, kabouterbouwers, douaniers en natuurlijk de tuinkabouter zelf - vertolkt door Joost Belinfante, die ook de muziek componeerde bij deze unieke documentaire. Let wel: met louter tuingereedschap als instrumenten.

Tegelijk verscheen in de VPRO-Gids een omslagartikel over de tuinkabouter als handel, als symbool, als bron van verwondering, studie, ruzie en smokkel. Klik hier voor de originele publicatie, of lees hieronder:

      Bestaan Kabouters?

De eerste tuinkabouter is rond 1872 uit klei gegoten in het Duitse Gräfenroda. Dat is een feit en wel het enige waar alle nanologen (tuinkabouterdeskundigen) het over eens zijn. Van de voorgeschiedenis bestaan verschillende versies, waarvan de meest geaccepteerde verwijst naar Barok-dwergen. Dat waren beeldjes van in potsierlijke kleding gestoken kleine mensen, waarmee de Oostenrijkse en Duitse aristocratie in de achttiende eeuw haar tuinen sierde. De Opkomende burgerij van ruim een eeuw later wilde ook zoiets, kende weliswaar geen hofdwergen, maar wel vele mythen en sagen rond de kabouter. Van oorsprong wijnwerker, zou die in onderaardse gewelven altijd op zoek zijn naar goud en edelstenen. Voor dat werk waren zware schoenen nodig, een leren schort en een grote puntmuts tegen vallend puin. Het beeld was er dus, maar wie maakte het eerste exemplaar van wat de putto van de kleine man zou gaan heten? Daarover is nu al ruim een eeuw onenigheid.

Aan de ene kant staat de firma Heissner, hoofdkantoor in Lauterbach, Hessen en onbetwist marktleider met een jaarlijkse produktie van 700.000 tuinkabouters. Dit zijn zonder uitzondering exemplaren met rode muts, schort, pijp, hengel, kruiwagen of lantaarn. En zo hoort een tuinkabouter er ook uit te zien, vindt de orthodoxe richting binnen de nanologie met aan kop Prof. Dr. Nan. Fritz Friedmann*. Deze krasse tachtiger uit Basel lijkt uiterlijk sprekend op zijn onderwerp van studie. Friedmann wil humor met de grootst mogelijke ernst benaderen en is president van de IVZSG, de Internationale Vereinigung zum Schutze der Gartenzwerge. Vanuit die functie is hij toch niet zo gelukkig met de kabouters van Heissner, want die zijn bijna allemaal van pvc gemaakt. En een tuinkabouter van kunststof, dat is een unbeseelte tuinkabouter, een nanus hortorum vulgaris non animatus. Dat is eigenlijk helemaal geen tuinkabouter, dat is een tuinfiguur. Nee, alleen klei is de juiste grondstof, omdat het ademt en verbonden is met de grond in de tuin.

'Beseelte' tuinkabouter uit het interbellum

Tegenhanger van Heissner is het oude familiebedrijf Griebel, tegenwoordig gevestigd onder de naam Das Gartenzwergenkaufhaus in Rot am See bij Würzburg. Hier komen zo'n 70.000 aardewerken kabouters per jaar vandaan. Maar die zijn Friedmann al helemaal een gruwel, want volkomen abartig, dat wil zeggen ontaard en daardoor per definitie zonder ziel. Wat bijvoorbeeld te denken van de Jungfernschreck, een potloodventende tuinkabouter? Of model Leck mich am..., dat de broek laat zakken en de middelvinger opsteekt? Ook maakt Griebel kaboutervrouwen; een absolute gotspe, want 'Zwerginnen gibt es nicht', verzekert Friedmann. Waarom eigenlijk niet?

De professor blijft het antwoord schuldig. Een psychoanalyticus uit Hamburg, Dr. Anton Bernarth, suggereert in dit verband half schertsend dat de kabouter een archaïsch type is, behorend tot een lang verdwenen volk dat de moedergodin met vruchtbaarheidsdansen vereerde en nog altijd in ons onderbewuste aanwezig is. De godin is weg en alle moeite om haar evenbeeld te vinden loopt op niets uit, terwijl de kabouter in ons zijn geslachtsdeel moet bedekken met een puntmuts.

Catalogus van het Gartenzwergenkaufhaus, 1994

'Arme intellectuelen,' schrijft Bernarth, 'waarom lachen jullie op de tuinkabouters en Sneeuwwitje? Jullie zouden doodsbang zijn als die beschaafde, esthetisch geschoolde bril van je neus glijdt en je oog in oog staat met stramme dwergen, met rode mutsen, rode voorhuiden, zelfbewust en onbekommerd.'

Maar terug naar de Griebel-catalogus. Er is een doodgeschoten tuinkabouter te krijgen en ook een Verkehrs-Opfer, dat levenloos op de grond ligt met dwars over het lichaam een breed remspoor. Pronkstuk is Nachbar's Opfer, een vermoorde tuinkabouter met een keukenmes in de rug. Slachtoffer van Deutscher Gründlichheit, staat er als commentaar in de folder. Is dit leuk? Inderdaad, zo blijkt uit een begeleidend woord. 'Speziell soll durch witzige Neuschöpfungen,' zo schrijft directeur en liberaal nanoloog Günther Griebel, 'dem Deutschen Mittmenschen geholfen werden, sich selbst nicht so ernst und auf den Arm nehmen zu können.'

Wat deze vrij rudimentaire humor in de praktijk bewerkstelligt, mag blijken uit de burenruzie van Harald Schmidt uit het dorp Hettenleidelheim. Na wat onenigheid aangaande geluidsoverlast en het drumstel van zijn zoon in het bijzonder, plaatste Schmidt zelfgemaakte kabouters in de gemeenschappelijke tuin. Deze zogenaamde Frustzwerge lieten hun tong zien, richtten de wijsvinger op het hoofd en lachten de buurman uit.

1994: 'Frustzwerge' te koop om de buurman helemaal gek te maken.

Deze ging daarop naar de rechter en kreeg gelijk. Schmidt moest de kabouters wegnemen op straffe van een half miljoen mark of een half jaar cel. Op dit moment is hij in hoger beroep. Schmidt kan de kabouters, inmiddels een stuk of dertig types, altijd nog op het laatste moment verwijderen en intussen gebruikt hij de publiciteit om een zaakje in zijn dwergen op poten te zetten.

Want alles aan de tuinkabouter is handel. Friedmann rekent voor dat de jaaromzet van de branche, inclusief de spin-off waaronder sokken, bretels en koffiemokken met tuinkaboutermotief, bijna 400 miljoen gulden bedraagt en snel groeit. Kabouters zijn nauwelijks wettelijk te beschermen, waardoor het jatten, kopiëren en smokkelen letterlijk geen grenzen kent. In Polen en Tsjechië heeft het voortborduren op Duitse en Oostenrijkse succesmodellen een hoge vlucht genomen. Bij stalletjes langs de weg zal je bijvoorbeeld een goedkope kabouter als jager vinden, die erg veel lijkt op het dure, beschermde model. Maar de kleur van de schoenen is paars in plaats van zwart en het hondje zit niet rechts, maar links. Dit is dus geen kopie. Een Poolse tuinkabouter is vaak gemaakt van polyester of massief gips, zoals de exacte kopie die overal van de Jungfernschreck te krijgen is. Maar de kleuren zijn fletser en onnauwkeurig gespoten in plaats van geverfd, dus je kunt de stelling verdedigen dat er dan al sprake is van een nieuwe tuinkabouter.

Hoeveel van hen de grens overmarcheren is niet te controleren; het zegt al genoeg dat de douane van Görlitz op de Duits-Poolse grens alleen maar een paar inktzwarte fotokopietjes achterin de la heeft liggen waarop het te beschermen model nauwelijks te zien is. De prioriteiten liggen elders, bijvoorbeeld bij de vluchtelingen die regelmatig verdrinken tijdens een poging de Oder-Neisse over te steken.

'Mugshots' van smokkelkabouters uit de la van de Duitse douane bij Görlitz. Ik mocht deze kabouterkopietjes meenemen, ze wilden er vanaf. De kaboutersmokkel heeft vast nog jarenlang gebloeid, tot Polen bij de EU kwam.

Maar Griebel klaagt dat hij al iemand heeft moeten ontslaan, omdat de verkoop van zijn Jungfernschreck met vijftig procent daalde. En professor Friedmann kan niet genoeg benadrukken dat de tuinkabouter bescherming nodig heeft, net zoals elke andere minderheid. Want de zielloze exemplaren rukken op en steeds vaker is de tuinkabouter slachtoffer van vernielzucht. De professor haalt nu diep adem alvorens zijn strijdkreet te roepen. En in dat moment kun je je afvragen of hij dit allemaal meent. Of hij werkelijk sympathie voelt voor zo'n lullig ding. Of hij en alle andere nanologen aleen maar gefascineerd zijn omdat ze ook niet snappen waarom mensen kabouters in hun tuin zetten. Maar dan roept Friedmann met overtuiging en kracht: 'ZIPFEL AUF!'

* Prof. Dr. Nan. Fritz Friedmann is uitgebreid te horen in de documentaire. Hij is inmiddels overleden, maar zijn werk wordt hier voortgezet.