Op de Fiets
leestijd 3 minuten

Op de Fiets

Op de Fiets

Overal ter wereld fietst de mens, maar nergens zoveel als hier. Nederlanders peddelen massaal door hun polders, duinen, bossen en in drommen door de steden, er zijn zelfs meer fietsen dan mensen. Hoe komt dat? Is het vanwege ons vlakke land? Dat kan niet de hele verklaring zijn, want Berlijn, Londen en Parijs zijn ook plat. Toch zie je daar veel minder fietsers. En dat terwijl de tweewieler is uitgevonden door Duitsers, Engelsen en Fransen, zeg maar gerust door iedereen behalve door Nederlanders. Hoewel, de bagagedrager schijnt hier te zijn toegevoegd.

Fietsers in de jaren vijftig. Foto: P.J.A. Ritter, Beeldbank TU Delft

Hoe dan ook, alleen in Nederland is de fiets volledig opgenomen in het dagelijks leven en totaal vergroeid met het straatmeubilair. Het is een cultureel fenomeen waar het buitenland met verbazing naar kijkt. Maar wat is dat eigenlijk; die Nederlandse fietscultuur? Goede vraag. Daarom schreef ik in maart 2023 het artikel Weg van de Fiets voor de VPRO-gids en maakte een radio-tweeluik onder de titel Op de Fiets voor geschiedenisprogramma Onvoltooid Verleden Tijd.

Voor het tweeluik is een speciale overzichtspagina gemaakt, inclusief een paar eeuwoude fietsliederen. Klik daarvoor hier.

In Deel 1 reis ik naar Mannheim, de geboortestad van de allereerste loopfiets. Hier demonstreerde uitvinder Karl Drais in 1817 zijn draisine door ermee naar de paardenremise van Rheinau te looprollen, een tocht van 15 kilometer heen en weer. Dat ging al best snel, hij deed dat binnen een uur met zwaaiende beenbewegingen die hij had afgekeken van de uit Nederland overgewaaide schaatssport.

Het Karl Drais-monument in Rheinau bij Mannheim, op het keerpunt van de allereerste loopfietstocht in 1817. Veelzeggend: het monument staat ingeklemd op een groenstrook tussen de oprit van een snelweg en een drukke doorgaande route - dit is geen plek meer voor fietsers. (foto: Marten Minkema)

Pas een halve eeuw later opende de eerste Nederlandse fietsfabriek, Burgers in Deventer. Samen met Burgerskenner Theo de Kogel ga ik op zoek naar de voormalige productiehal, waar de nog kettingloze 'hoge bi' met dat enorme voorwiel werd gemaakt. Daarna wandel ik over 's lands oudste fietspad langs de Utrechtse Maliebaan. Daar staat een statig pand waar in 1883 de Nederlandsche Vélocipèdisten Bond is opgericht, de latere A.N.W.B. die de Nederlanders maande om vooral netjes rechtop te fietsen. Racen was uit den boze: je moest om je heen kijken en van de natuur genieten, helemaal in lijn met het toeristische doel van de wielrijdersbond. Meer dan honderd jaar later fietsen Nederlanders nog altijd rechtop, dus de opvoedcampagne was uiterst effectief.

In Deel 2 ga ik op zoek naar de oorsprong van de oma-fiets, een oer-Hollands fenomeen dat eigenlijk Engels is. En ook de eerste e-bike avant la lettre komt langs, een met loodzware batterij uitgerust gevaarte met Philips-motortje dat in 1932 op de markt verscheen. Dat liep niet - en ook letterlijk niet, want het laatste exemplaar is in 1963 op de weg gespot met een kapotte accu en werd bereden door een puffende en zuchtende priester die maar wát blij was toen hij het ding kon ruilen voor een solex.

Zestig jaar later is de e-bike alsnog doorgebroken en verdringt zelfs de gewone fiets. Elektrische fietsen worden steeds duurder, luxer, rapper en het 'fietsdenken' lijkt steeds meer op 'autodenken' met plannen voor nieuwe snelle stroken op de weg waar geen plek meer is voor oma-fietsen. Dus eindigt dit tweeluik met de vraag: overleeft de Nederlandse fietscultuur de e-bike revolutie?