De Dandy Benaderd

De eenvormigheid in de wereld neemt toe, iets wat dandy's verfoeien. En ik ook, hoewel ik beslist geen dandy ben - integendeel: veel te slordig. Waar zijn de dandy's als je ze nodig hebt? Want een beetje meer flair zou de boel wat verheffen. Voor VPRO's Onvoltooid Verleden Tijd maakte ik de documentaire De Nederlandse Dandy, hier te horen.
Met onder anderen: literatuurwetenschapper en voormalig dandy Jaap Goedegebuure, filosoof Wiep van Bunge, modejournalist en queer-dandy Aynouk Tan en Robert van Raffe, auteur van dandy-graphic novel Zonder Filter. Ook schreef ik een artikel voor de VPRO-Gids, hieronder te lezen.
Tussen Schijn en Zijn

Stank, verval en lelijkheid, de wereld is een rommeltje. Wat kun je daar als mens tegenoverstellen? Nou, de hele dag puinruimen bijvoorbeeld, met de poten in de modder en het vuil onder de nagels. Of je zwenkt de andere kant op en houdt smetteloos afstand. Alles daartussen is de regio waar we bijna allemaal verkeren, in een levenslang compromis tussen drek en droom. Daar wil de klassieke dandy niks van weten. Die is ongebonden, altijd tot in de puntjes verzorgd en spreekt enkel in spitsvondigheden. Dat daar een enorme hoop werk voor nodig is, zal een dandy nooit laten merken. Alles moet sprezzatura ademen, de schijn van moeiteloosheid.

Een dandy is de klok rond bezig met zichzelf, waarom zou je zoiets willen? “Tsja, waarom zou je in de saaie massa willen blijven?” Dat is de tegenvraag van literatuurcriticus Jaap Goedegebuure die schreef over dandy’s als Baudelaire en Oscar Wilde. “Dandyisme gaat terug op het ideaal uit de renaissance van de uniciteit van het individu, dat je net als Michelangelo of Da Vinci iets bijzonders nalaat.
Nederlandse dandy’s waren Louis Couperus en Lodewijk van Deyssel. Toch hoef je niet per se een kunstenaar te zijn. Dat is mooi meegenomen, maar de nadruk ligt erop dat je van jezelf iets maakt door je gedrag, uitspraken of kleding dat door anderen wordt gezien als buitengewoon.”

De oerdandy heette Beau Brummell (1878-1840), een bemiddelde Londenaar in de overgangstijd van aristocratie naar burgermaatschappij. Nieuwe rijken kopieerden de kledingstijl van de adel, waardoor die als snel gewoon werd. Dus hoe kon je jezelf nog onderscheiden? Entree Brummell, die liet zien dat je dit niet deed met protserige pruiken en borduursels, maar met sobere details. Hij introduceerde de voorloper van het moderne maatpak, een onberispelijke combinatie van pantalon, donkere pandjesjas en vest. Daaronder droeg hij een hagelwit overhemd en dito sjaaltje in precies de juiste vouw, waarvan iedereen zich afvroeg hoe hij die erin kreeg - en erin hield. Nou, met stijfsel. En zeeën van tijd. Thuis had hij een mand vol weggegooide sjaaltjes, die zijn bedienden ‘our failures’ noemden. Brummell waste zichzelf minstens eenmaal per dag en had dus geen parfum nodig, hij poetste zijn laarzen met champagne (ook de onderkant van de zolen) en toonde zich na minstens vijf uur voorbereiding als levend kunstwerk op de meest elegante straten van Londen. Dat was zijn habitat, daar liep zijn publiek dat hij al flanerend de mode dicteerde en in het voorbijgaan koeltjes beledigde met zijn vlijmscherpe tong. Tegen een navolger die te veel zwart droeg: ‘Je lijkt wel een ekster!’ Brummell was hautain, ongrijpbaar en robotachtig. Onsympathiek? Ja, maar iedereen hengelde naar zijn beschimpingen, met vond ze eervol, inclusief de prins van Wales. Tot hij zijn hand overspeelde en de prins een dikzak noemde. Lang verhaal kort: Beau vluchtte naar Frankrijk en overleed daar, berooid en dementerend door syfilis.

Brummell is ijkpunt in vrijwel elke tijdlijn over dandyisme, maar je kunt die geschiedenis ook anders benaderen. Bijvoorbeeld vanuit Afrikanen die al veel eerder en zonder enig bezit op slavenschepen in Amerika aankwamen, waar ze spaarden voor een enkele knoop of een lintje om hun schamele kleding iets van verfijning te geven. Het zwarte dandyisme ontwikkelde zich tot een omkering van de koloniale machtsverhoudingen en bloeit in Afrika, met de sapeurs in Congo en de swenkas in Johannesburg. Je kunt de dandyeske historie ook bekijken vanuit vrouwelijke dandy’s, zoals Claude Cahun, Mathilde Willink en Madonna, of vanuit het androgyne perspectief waarmee David Bowie experimenteerde, maar ook als geschiedenis van de homo-emancipatie, hoewel lang niet alle dandy’s gay zijn.
Vrij nieuw is de term Polit-Dandy, voor politici als Pim Fortuyn. Maar daar trekt filosoof en dandykenner Wiep van Bunge een lijn. “Nee, dat is geen dandy. Allereerst omdat Fortuyn de ambitie had een land te leiden, de wereld te veranderen. Dat is het laatste wat een dandy wil. Fortuyn zakt ook voor het dandyexamen vanwege zijn geringe zelfbeheersing. Als hij boos was, liet zich gaan. Dat doet een dandy nooit. Als er iets is waarnaar een dandy streeft, dan is het totale controle.”

Zoals Lodewijk van Deyssel, volgens Van Bunge de grootste Nederlandse dandy, die op zijn twintigste een bijna olympisch levensplan opstelde. 'Voor zijn 25e: meester in de rechten en doctor in de letteren worden, dat was werk voor in de avond. In de namiddag stond het schrijven van 21 romans à 250 bladzijden op het programma, 312 bladzijden toneelkritiek, 1200 bladzijden literaire kritiek, 2500 bladzijden dagboek. Voor zijn 28e: schilder, ingenieur en architect worden, tachtig novellen voltooien, 300 sonnetten en dertig toneelstukken. Alles werd genoteerd, ook vliegen vangen, stoelgang en masturbatie. En niets baarde hem zoveel zorgen als de indruk die hij op anderen maakte.' Dit verlamde hem toen hij als polderdandy naar dandystad Parijs reisde. 'Hoe bestel je daar een koetsje, hoe stap je in? En stel je voor dat je koffie of eigeel op je das morst! Het liep volledig uit de klauwen, hij durfde het hotel niet meer uit. Dat is de tragiek van de dandy: die totale obsessie met volmaaktheid en de angst afgewezen te worden. Van Deyssel was natuurlijk waanzinnig en dat wist hij, die gekte beschrijft hij schitterend in zijn autobiografische Het IK.'

Van Deyssel is dood en nieuwe Nederlandse dandy’s zijn schaars. Ilja Leonard Pfeijffer misschien, een enkele presentator of influencer. Volgens Jaap Goedegebuure is het moeilijk om dandy te zijn sinds Andy Warhol. “Die liet zien: iedereen kan een paar minuten beroemd zijn. Dan is het geen roem meer, dan wordt het plat. In de massa heeft men te veel de neiging om anders dan anderen te willen zijn, dat maakt iedereen daarin weer hetzelfde. Je moet als dandy dus op zoek naar een nieuwe niche.” Waar die is? Wie weet loopt de nieuwe Beau Brummell nu rond in cyberspace, onberispelijk losgezongen van de condition humaine, onvatbaar voor de troep op straat en de regen die de vouw in zijn sjaaltje kan bederven. “Precies, dat zou zomaar kunnen, dan ben je niet meer te besmetten met het vullis, om het dandyesk te zeggen.”

Eindredactie voor De Nederlandse Dandy deden Katinka Baehr en Laura Stek. Eindmix: Alfred Koster.