Ongeluk
Vanaf het moment dat je in de auto naar een onontkoombaar ongeluk rolt, ben je eigenlijk al niet meer van deze wereld. Je ziet vanachter glas het landschap als in slow motion aan je voorbij trekken, maar je hoort daar niet meer bij. Misschien is dat maar voor even, misschien is het wel voor altijd; misschien is dit wel het laatste.
Zo zaten wij vieren in de kleine Fiat, die zojuist van het wegdek was losgekomen en ons meenam in een slip naar links. In mijn herinnering zwegen we allemaal, maar ik weet niet of dat klopt. Rakelings voor de neus van een vrachtwagen zwiepten we weer naar rechts, tolden om onze as en een uur later werd ik wakker in een Argentijns ziekenhuis.
Wat wist ik nog? Dat we terug naar het Beagle-schip reden vanaf Punta Tombo, een schiereiland aan de kust van Patagonië. Daar broeden honderdduizend pinguïns en misschien nog wel meer. Toch staan ze heel geïsoleerd, als eenlingen in het landschap, kaarsrecht naast hun hol met eieren. Het nest waar ze ieder jaar terugkeren en hun vaste partner ontmoeten, die nu voedsel verzamelt in zee.
Obers, dat zijn het. Kelners die wachten op het belletje van de keuken om te serveren. En de mensen wachten mee. Want zo alomtegenwoordig is het wachten van de pinguïns, dat de toeristen die eerst stevig aan hun wandeling begonnen, steeds langzamer lopen en tenslotte ook stokstijf blijven staan in dit kale landschap.
Van een afstandje keken we toe, ik en mijn reisgenoten: historica Jane Cameron, scheepsarts Charles Boissevain en Petra Niegeman, de partner van geluidsman Charles Kersten die aan boord van de Stad Amsterdam was gebleven. We keken een poosje toe, maar wilden niet meedoen met het Grote Wachten op Punta Tombo, want we hadden trek. In mijn tas zat dan wel een rol biscuit, maar een parkwachter had dat gezien en hield ons al een kwartier in de gaten. Koekjes moeten in de tas blijven, want die worden soms gevoerd en maken pinguïns ziek. Bovendien, de rit terug naar het schip was nog lang.
Een uur later kregen we dat afschuwelijke ongeluk, op die middag van de 11e november 2009. Petra overleed op dat moment, Jane zes weken later in het ziekenhuis van het provinciestadje Trelew. Beiden zaten ze rechts in de auto, de kant die tegen de vrachtwagen klapte. Chauffeur Charles raakte ernstig gewond. Hij is nu terug in Nederland en werkt aan zijn revalidatie. Zelf was ik lichtgewond en lag een weekje ter observatie in Trelew.
En dus kon ik meteen naar woorden zoeken. Maar die kwamen niet. Dat stoorde mij vreselijk, de eerste dagen. Tot ik in de gang van het ziekenhuis die zuster aan de wand zag hangen. Ongeluk, ziekte: je kunt erover praten, maar er moet niks.
Later kwam ik dit plaatje tegen. Het hoort hier, op deze plek. Waarom? Ook daar heb ik geen woorden voor.