Tussen Tent en Villa
In Nederland is ‘vakantiepark’ bijna synoniem voor Sporthuis Centrum. Zowat iedereen sliep ooit in de typische Sporthuis-bungalowtjes met schuifpui – iconisch voor Hollandse vakanties in de jaren zeventig en tachtig. Maar recreatieparken hebben een langere en brede geschiedenis, van ver voor en na Sporthuis Centrum. Nu mooi beschreven in het rijk geïllustreerde boek Tussen Tent en Villa van Mieke Dings.
Het begon allemaal met de ooit elitaire kampeersport, die een eeuw geleden overwaaide uit Engeland. De pioniers waren rijke terug-naar-de-natuur-idealisten en padvinders. Maar al snel ontdekten de socialisten het tentenkamp als ideaal bindmiddel voor de jeugd.
Intussen bevochten arbeiders hun eerste doorbetaalde vrije dagen. Op de rode campings verschenen huisjes voor arbeidersgezinnen die geen dure kampeeruitrusting konden betalen. Die vroege vakantiehutten waren basale onderkomens, met een waterpomp ernaast als toppunt van luxe.
Vergelijk dat eens met het uitgekookte comfort van nu bij Center Parcs, Landal en Roompot. Het gerief is er groter dan thuis, met culinaire bungalows inclusief kok, Newborn-boerderijen om optimaal te genieten van je baby en luxe villa’s om je even miljonair te wanen. De vraag is nu: wat valt er nog te wensen? Zijn we aangekomen bij het einde van de geschiedenis van het recreatiehuisje? Voor VPRO’s OVT – en met raad en daad bijgestaan door Mieke – maakte ik een documentaire.
Bij de uitzending hoort ook een groot artikel in de VPRO-Gids dat hier is te lezen: Naar Buiten!
Waarin ik mijn verblijf beschrijf in De Hoek, één van de zeldzame socialistische zomerhuisjes die nog staan. De architectuur is er fraai en uitgekiend, je voelt hier nog het vooroorlogs ideaal om arbeiders gezonde buitenlucht te gunnen in hun spaarzame vrije tijd.
En dan nog even terug naar Sporthuis Centrum, met de in ons collectief geheugen verankerde bungalowtjes. Duizenden zijn ervan gebouwd, met grote, onbewerkte B2-betonblokken waarmee muurtjes tot een paar meter hoog werden gestapeld. Bouwvakkers konden zo eenvoudig en snel de laatste stenen leggen zonder steiger of hoogwerker. Bovenop timmerden ze een tent-achtig raamwerk van ruw, zwart gebeitst hout met veel glas.
Binnen hingen oranje gordijntjes en lagen kamerbreed bruine vloertegels tot in de zitkuil, nog zo'n innovatie. Daarmee waren deze huisjes trendsetters. Want zitkuilen doken sindsdien overal op bij mensen thuis en dat zal toch geen toeval zijn?
We hebben die hele zitkuil-trend daarmee te danken aan Jaap Bakema, de befaamde architect die alle bungalows ontwierp voor Sporthuis Centrum.
Al in 1962 – jaren voor de bouw van het eerste Sporthuis Centrumpark – introduceerde Bakema de zitkuil in Nederland op televisie in Van Stoel tot Stad. Of eigenlijk moet hier staan; herintroduceerde hij de zitkuil. De grote starchitect van toen legt hier uit hoe dat zit (vanaf 2:10):