Peter Flik
De grootste radiovernieuwer van Nederland en verre omstreken is op 22 maart overleden in Hongarije, 85 jaar jong. Over Peter Flik is sindsdien veel geschreven, onderaan vind je linken naar een handvol treffende, ontroerende en geestverruimende artikelen. Ik ga daar niets uit herhalen, maar wel uitleggen waarom Peter Flik ook de beste leermeester was die een beginnend radiomaker zich kan wensen. Een persoonlijk verslag.
Het is 1989, ik volg radio op de School voor de Journalistiek en weet: bij de VPRO hoor ik thuis. Dat denken er wel meer. Zo is een mij onbekende Martin al verzekerd van de enkele begeerde stageplek bij Radio-1-hit Het Gebouw. Ik heb daarvan geen idee maar ben kansloos, ware het niet dat de VPRO onze voornamen door elkaar haalt. Dus mag ik langskomen bij radiobaas Jan Haasbroek en dat klikt. Zoiets heet 'toeval', ik kom daar straks op terug. Hoe dan ook zal Martin dit niet vergeten. Twintig jaar later krijg ik hem aan de lijn en probeer een grapje, maar hij kan er nog steeds niet om lachen. Het is ook goed mogelijk dat Martin er meer van had gebakken, want mijn stage bij Het Gebouw loopt voor geen meter. Ik ben beslist ongeschikt voor het nieuwsbedrijf. In mijn ijver om er toch wat van te brouwen, ontgaat me hoe ik vanaf een bureau aan het raam word geobserveerd door een man met spierwit haar. Dat is dus Peter, die mij daags na mijn volledig mislukte proeftijd belt. Of ik met hem wil samenwerken.
Peter is dan toe aan een nieuw experiment, zoals hij al zoveel radiovormen bedacht. Waaronder Het Gebouw zelf, letterlijk een radiohuis met microfoons in elke kamer, dat iedere week een volle werkdag overeind staat en waarin nieuws, achtergronden, muziek en merkwaardige wendingen door elkaar heen lopen. Als regisseur is Peter de spin in het web, die achter zijn mengpaneel in het trappenhuis alle kamers open en dicht kan trekken. Als journalist kijkt hij liever naar de contouren rond het nieuws dan naar de nieuwsfeiten zelf. In eigen woorden: "Ik ben steeds op zoek naar het deurtje dat er net naast of achter zit, daar wil ik doorheen."
Maar ook Het Gebouw ontkomt niet altijd aan de waan van de dag, met voortslepende onderhandelingen tussen bouwbonden en werkgevers, het gespin van voorlichters en gejojo van politici. Daar heeft Peter een hekel aan. Hij wil verrassing, ontregeling en twijfel zoals in het leven zelf. Entree de Reddeloze Reportage, een rubriek die hij ent op de rolverdeling van hemzelf als oude rot en ik als beginnend maker met ongeleide nieuwsgierige geldingsdrang. Daarmee laat ik interviews met het grootste gemak ontsporen in iets dat niemand kon voorzien, ikzelf nog het minst. En dat is precies de bedoeling, als een fris tegengeluid op de radio waar zoveel mensen de alwetende spelen. Maar ook als dekmantel voor de levensvragen van Peter. Want die zijn nooit ver weg, hoe klein de aanleiding ook is. En soms is die levensvraag zelf de aanleiding.
Neem nou het fenomeen dat de tijd sneller gaat als je ouder wordt. Waarom is dat? We gaan te rade bij een stokoude bakker in een verzorgingshuis, die na lang zwijgen opsomt: "Je werkt, eet, slaapt en staat iedere dag weer op. Het gaat vanzelf. En nu zit ik hier." Peter wil geld witwassen in fraude-paradijs Luxemburg, dus we stappen daar een bank binnen met een briefje van honderd, dat Peter door een kier van het loket probeert te frommelen: "Das hier ist nicht ganz sauber, können Sie das bitte waschen?" Reuring alom. De verbijsterde bankmedewerker slaat alarm en beveiligers gooien ons subiet op straat. Soms draag ik zelf kwesties aan. In het Beierse Windischeschenbach bezoeken we één van de diepste boorgaten ter wereld, want ik vraag mij angstig af of je zo ongewild een vulkaan creëert. Antwoord: dat loopt zo'n vaart niet.. waarschijnlijk.
Terug in de studio kopiëren we het cassettebandje met opnamen naar de uitzendband. Na amper acht minuten drukt Peter op stop: "Zo. Dat is wel genoeg." Ik protesteer: "Laat nou lopen! Verderop komt veel mooier antwoord." Nee, dit is precies goed, vindt Peter. Hij kiest bijna altijd voor de spontaniteit van de eerste reactie op onze ontregelende vragen, want die zegt meer over wat de geïnterviewde echt vindt dan het overdachte, door conventies vervormde antwoord dat erachteraan hobbelt. In feite probeert Peter steeds kortsluiting te maken en mijn chaos is daarbij instrumenteel. Hij kan de verwarring sturen en tot een kern komen, als die er al is. Het gesprek wordt zelden echt ongemakkelijk, want meestal heeft Peter op het nippertje een relativerende kwinkslag paraat. In de montage accentueert hij de spanning of onmogelijkheid van een bevredigend antwoord met muziek; een cellosonate van Bach door Pablo Casals, de Carmina Burana van Orff of de Lullaby uit de soundtrack van Rosemary's Baby.
Het radiowerk van Peter zit vol meeliftend geluid; straatgeruis, gestommel en gemompel, regen en verre muziek, het kraken van een microfoonsnoertje of een windvlaag langs de plopkap. Die geluiden zijn allesbehalve reddeloos, hij poetst ze niet weg want ze horen bij het leven. Net zoals de stilte, het wachten tussen de dingen door die gebeuren. Toen Peter in 1963 bij de radio kwam, was meer dan vijf, zes seconden stilte op de ether absoluut verboden. Daar kon de zender niet tegen, daarvan sloegen letterlijk de stoppen door. Maar Peter is nooit bang voor stilte, soms vele seconden lang, ook als hij zelf aan het woord is en naar de juiste formulering zoekt. Ik durf dat een inmiddels vergeten kunst te noemen, die inzet van het niks om iets te zeggen. Dat je hoort hoe hij nadenkt, of dat de ander peinst of door emoties wordt overmand, of zich verveelt, of gewoon wegloopt. Dat de verslaggever dan alleen achterblijft, in die saaie nieuwbouwstraat of bij dat stalen boerenhek dat zachtjes fluit in de wind. Dat soort momenten van stilte om alle gebeurtenissen heen kennen we allemaal, de dag zit er vol mee. Maar je hoort ze vrijwel nooit in de glad gemonteerde podcast-documentaires anno 2024, waarin elk woord en geluid in een strak ritme moet passen en het verhaal soms zo dwingend in elkaar steekt dat je niet kan afdwalen en je eigen beelden en meningen vormen. Op tiktok en youtube worden zelfs ademhalingen weggehaald, zo groot is de angst voor de stilte. Daartegenover is de radio van Peter Flik nog steeds vooruitstrevend, en meer dan dat: voor alle tijden.
Peter is ook een technisch pionier. Zo loopt hij in 1991 al rond met een digitale fotocamera (met 1MB geheugen en waarmee hij deze foto van mij maakt). Maar het allergrootst is zijn fascinatie voor zo mobiel mogelijk radiomaken en communiceren. Zodra het kan typt Peter op reis alle draaiboeken en teksten op een minuscuul schootcomputertje en stuurt de data naar Hilversum via zijn bovenmaatse mobiele telefoon, een bonkig geval met loeizware accu dat maar net past onder het haakvormige versnellingspookje van zijn knalrode Citroën 2CV. Een paar jaar later reist Peter met een hypermoderne satellietschotel op een tweedehands campertje door Oost-Europa, waarmee hij kraakheldere radio naar Nederland zendt vanuit afgelegen bossen en dorpen. Maar wacht, ik spoel veel te snel vooruit.
In Het Gebouw ontvangt producer Dini Bangma bericht uit Artis over hun gaviaal - een krokodilachtige - die daar in 1939 is geboren en nu 50 jaar wordt. Het rare is: het jarige dier heeft nooit een naam gekregen. Waarom niet? Typisch een Reddeloze vraag, dus naar Artis. Geen mens die het daar weet, zelfs zijn langjarige verzorger niet, het interview stokt al snel. Ik opper: "Heeft hij misschien geen naam omdat hij fout was in de oorlog?" Het gezicht van Peter betrekt. "Wat een flauwekul. Bedenk wat anders!" Ik weet nog niets van zijn trauma, hoe hij opgroeide in een NSB-gezin waar na de oorlog oorverdovend werd gezwegen - over alles eigenlijk, maar vooral over dát. Er wás iets, dat voelde hij als kind haarfijn aan, maar wat en hoe precies, dat moest hij zelf uitvinden. In 1986 vertelde Peter voor het eerst iets over zijn jeugd op de radio, tijdens zijn reis met een lotgenoot in de baanbrekende documentaire Het verhaal van Otto. Het is gissen in hoeverre zijn al levendige fantasie nog is versterkt door het zwijgen thuis. Jaren later schrijft Peter in een van zijn vele Photosophieën op de site van vriend en collega Ronald van den Boogaard over een zekere gespletenheid. Hij onderscheidt zijn 'ik', het "normaler deel van de persoonlijkheid", en zijn 'hij' die alles op een unieke manier bekijkt en die alles durft. Een lang citaat:
"HIJ was kind en zag de buitenwereld niet zoals de meeste kinderen. Voor hen was een fiets een fiets, maar voor hem kon het net zo goed een boot zijn als je er het water maar bij dacht. Ook een muziekinstrument was mogelijk: een paar wasknijpers tussen de spaken en klaar was je. Op school kreeg HIJ het er moeilijk mee, vooral bij vakken als geschiedenis en aardrijkskunde. De onderwijzer of later de leraar vertelde iets en HIJ hoorde totaal andere verhalen. Bonifatius bij Dokkum vermoord. HIJ hoorde toch echt Goejanverwellesluis en zag rennende paarden en op hol geslagen koetsen. Later kwam IK bij de radio, IK kon er niks van. Nog geen bladzijde goed voorlezen. Hoe hadden ze me ooit aangenomen. Maar IK had hem bij me en dat redde me. HIJ kon van alles, behalve het gewone. En daar wassie goed in. En: als je graag van hoofdwegen af wilt dan kan er van alles gebeuren. Dat gebeurde ook."
Lees hier de volledige Photosophie 'Ik & Hij'. Iedereen die met Peter omgaat krijgt meteen te maken met zijn 'hij', geen ontkomen aan. Want 'hij' trekt constant toeval aan, groot en klein, maakt niet uit. Zo zitten we overdag in een leeg, enorm Italiaans restaurant aan een tafeltje met smetteloos wit laken tussen tientallen eendere tafeltjes. Het is muisstil, Peter neemt een haal van zijn sigaret. Pats. Vanaf het plafond valt een dikke kakkerlak op dat spierwitte tafellaken, exact tussen ons in. Zo'n grote zag ik nog nooit, hulpeloos spartelend op de rug terwijl in die hele zaak verder niets geschiedt. Dit soort dingen gaat de hele dag door. Peter wordt er soms doodmoe van, dan snakt zijn 'ik' naar meer rust. Maar intussen is zijn 'hij' een toevalskunstenaar die waar mogelijk een handje helpt. Want als toeval zich dan toch aandient, moet het ook helemaal bloeien. Zo trekt 'hij' regelmatig aan de noodrem. Een casus.
We rijden treinstation Groningen uit richting zuiden, over een groot rangeerterrein in een 1e klas coupé - Peter reisde altijd 1e klasse - en wiegen mee over de laatste wissel terwijl de trein vaart maakt. Plots gooit een Afrikaanse man het schuifdeurtje open, een baby in zijn armen. Hij is duidelijk in paniek, roept van alles in een taal die ik niet versta, duwt het kind haastig op mijn schoot en holt weg door het gangpad, tegen de rijrichting in. Peter zegt rustig: "Dit is een geval voor de noodrem." Hij weet ongezien waar die hangt en grijpt blind. RANG, snerpende remmen, we staan stil. Een withete conducteur stuift voorbij: "Wie deed dat!?" Peter steekt enthousiast zijn vinger op, net een gespannen veer die de vrijheid krijgt. "Dat was ik!" De baby kijkt me met grote ogen aan, sabbelend op een speen. De kwestie blijkt simpel: zijn moeder ging op station Groningen nog melk kopen en heeft de trein gemist, in hun verre land van herkomst loopt het niet zo'n vaart met vertrektijden. Mobieltjes bestaan nog niet, vader met kind kunnen pas in Assen uitstappen, vooral en beslist niet hier ter plekke tussen al die sporen. Peter komt er zonder boete of waarschuwing af, ik vraag hem hoe hij dat toch doet. "Heel eenvoudig: altijd zelf geloven wat je zegt."
Soms gaat zijn 'hij' iets te ver, of ga ik te ver met 'hem' mee. Zo bungel ik eens ongezekerd in een dun lusje aan een hijskraan op zeven meter hoogte boven kaal beton, terwijl ik anderhalve hand moet vrijhouden voor recorder en microfoon omdat Peter mijn toekomstdromen wil vastleggen. Zijn reactie bij het terugluisteren van mijn bibberende prestatie onder hoogtevrees: "Nou, dat is dus niks." En ook registreert Peter mijn complete gêne terwijl een 06-sexlijn-mevrouw geile praat op mij loslaat, om daags erna prime time op Radio 1 de ether in te gooien. Later komen excuses hoor, maar toch: alles voor het radio-experiment. En tot op zekere hoogte - maar zeker geen zeven meter - is daar wat voor te zeggen.
Op bezoek bij Peter in het centrum van Den Bosch. In de pan pruttelt paling in 't groen, ik verken zijn appartement en zie vergeelde foto's, een oud treinbord uit een Duits station; allemaal geschiedenis, merk ik op. Peter loopt zwijgend mijn passen na en concludeert: "Inderdaad, ja, je hebt gelijk. Het is allemaal verleden tijd hier." Hij zal ook gedacht hebben: hoogste tijd voor iets nieuws. En ja hoor: een brandlucht drijft de kamer binnen. Het is niet de paling in 't groen, het komt van buiten. Jassen aan, meteen kijken. In de straat fikt een gebouw, er is een opstootje, er is bereden politie. Peter werpt zich daar zonder pardon tussen, krijgt een duw van een paardendij en valt op zijn rug. Hoeven trappelen om hem heen als bij een messenspel tussen gespreide vingers op het tafelblad, maar Peter lijkt niet in het minst onder de indruk, veert op en ziet een paar ongure types die vanaf de zijlijn toekijken. "Die weten er meer van!" Eropaf, met olijk hoofd stelt hij vragen die ik door de sirenes van de brandweer niet kan horen. De mannen reageren met dreigende schijnbewegingen die Peter geamuseerd ondergaat. Ik vraag of dit niet een beetje riskant was. "Welnee! Ik ben veel te onbelangrijk voor ze om in elkaar te slaan."
Na drie jaar vindt Peter het weer welletjes met de Reddeloze Reportage. "Je denkt toch niet dat we hiermee doorgaan hè?" Dat denk ik ook niet, mijn reddeloosheid wordt een maniertje, begint te wringen, ik wil die achterlaten en Peter gaf me inmiddels alle nodige gereedschap. Hij leerde mij interviewen, monteren en vooral: kijken. Bijvoorbeeld vanuit het treinraam tijdens een tussenstop in Hoogeveen. "Zie jij dat?" Ja, maar nu pas: twee stationsklokken die pal naast elkaar hangen aan dezelfde paal, voor beide perronsporen eentje. "Belachelijk", zegt Peter. "Ja inderdaad", zeg ik. "Weet je, door jou zie ik steeds meer de absurditeit van zoveel dingen." Daar is Peter niet blij mee: "Oh, dat vind ik helemaal niet leuk. Dat is niet wat ik wil overbrengen." Te laat, ik ben die blik gelukkig nooit meer kwijtgeraakt.
Na zijn pensionering in 1998 vertrekt Peter met levenspartner Edith in de schotelcamper naar een klein dorp in Hongarije, waar ze een bloemenparadijs aanleggen rond twee langwerpige boerderijtjes die dwars op een grindweg staan. Pal ernaast een kroeg, de achtertuin gaat over in een heuvel met daarachter kilometers natuurgebied, rust, een verademing, veel vrienden die langskomen. Peter: "Ik zie ook hier nog steeds de merkwaardigste dingen, maar ben zo blij dat ik daar niets meer mee moet voor de radio."
We delen belangstelling voor de pareidolie, het fenomeen waarbij je gezichten, honden en monsters ziet in wolken en koffieschuim, lees hier meer daarover. Ik mail mijn nieuwste pareidolische vondsten naar Hongarije en Peter stuurt heerlijk verontrustende gevallen terug. Zoals deze:
Soms komt Peter met pareidolia waar ik niets in kan ontdekken. Zoals onderstaande uit zijn serie 'Toevalsdieren'. Helaas, ik kan het beest niet vinden, zelfs na jaren. Dat ligt niet aan de pareidolie, die bestaat want Peter zag hem. Wie helpt mij en alle anderen die zijn blik ontberen?
In februari dit jaar zijn we voor het laatst bij Peter. Het gaat niet goed, dat is de ouderdom: "Ik wist niet dat het zo zou zijn." Edith schenkt witte wijn, Peter draait aan de knoppen van zijn internetradio. "Let op, dit is nu mijn favoriete zender, hier luister ik elke dag naar." Het is een tango-station uit Boedapest, met muziek in mono van zowat voor de oorlog. Om de zoveel minuten meldt een man in het Engels dat je hier kan adverteren. "Dat zegt hij al maanden, maar reclame hoorde ik nog nooit. Ik begrijp niet hoe dit station kan bestaan en waar het precies zit. Zullen we dat uitzoeken?"
Het komt er die week niet van. En een paar weken later is het te laat.
Ik wil het toch nog weten, dit verhaal moet af. Ik verwacht dat die hele tango-zender in een vergeten grijze tafelcomputer huist, die zacht staat te zoemen in een hoekje op de stoffige zolder van zo'n brokkelig fin-de-siècle appartementengebouw in het centrum van Boedapest. Maar niks van dat alles. Argentine Tango Radio blijkt het persoonlijk project van Balázs Gyenis, een energieke en sympathieke tango-verzamelaar, DJ, danser en universitair docent filosofie van de fysica, die zijn studenten graag verrast "met alle bizarre dingen die achter de gordijnen van de wetenschap schuilgaan." Hij wil tonen hoe je "diepe filosofische problemen kan aanpakken door die gordijnen voorzichtig weg te trekken. Dat lukt, althans: meestal." Alleen al vanwege dat laatste zinnetje had Peter vast graag kennisgemaakt met Balázs. En waar huist zijn tango-station precies? Hij heeft zelf geen idee. "Ergens op servers in het buitenland. Ik regel het hele station vanaf mijn laptop, wil je daar een foto van hebben?" Ach natuurlijk, wat naïef van mij; ook antieke tango zit allang in de cloud. Dit is dus waar de evolutie van al die loodzware batterijtelefoons, luid piepende modems en kwetsbare schotelantennes op busjes toe heeft geleid. Radio is nu losgezongen van tijd, bron, locatie en zenderschaal, en komt van overal en nergens.
Het laatste beeld. Voorjaar 1990 op Reddeloze Reportage. We zijn mee met een dekenreisje, zo'n bus vol pensionado's die zijn gelokt met gratis taart en koffie in een historisch Belgisch stadje, Brugge of zo. Van dat stadje zien ze niets, want de bus parkeert aan de rand bij een zalencomplex zonder uitzicht. Daar staat inderdaad koffie, maar ook een briljante verkoper die de hele middag op ze inpraat, net zolang tot hij al zijn kussens en afwasteiltjes heeft verkocht. Op de terugweg houdt Peter het ergens tussen Roosendaal en Breda voor gezien. Hij wil de bus uit, en wel meteen. Dat kan niet, zegt de chauffeur. We rijden namelijk over de snelweg. Geen punt, vindt Peter, er is toch een vluchtstrook. Daar heeft de chauffeur niet van terug, hij stopt en laat ons achter, pal langs een geluidsmuur zover het oog reikt. Ook geen punt, zegt Peter. Kijk maar: in geluidswallen zit om de paar honderd meter een deurtje. En jawel, al snel komen we eentje tegen, het is net zo'n deur als in ieder huis wel tien zitten, op menselijke maat en met een klink. Daar doorheen, de deur klapt achter ons dicht, het is stil. We kijken uit over eindeloze verten in een nieuwe, andere wereld, de wereld van Peter.
En hier de beloofde linken naar prachtige in memoriams. Ten eerste 'Peter Flik, Radiofenomeen' van Ronald van de Boogaard op de VPRO-site. Nico Haasbroek haalt herinneringen op aan intensieve samenwerking met Peter in de jaren zestig, broer Jan Haasbroek was decennia zijn radio-chef en somt helder op wat meesterontregelaar Flik zo veelzijdig maakte. Vincent Bijlo schreef een necrologie voor NRC en last but not least: Rudie Kagie gaf toestemming om bij deze een pdf toe te voegen van zijn sprankelende ode 'Hilversum kreeg geen vat op Peter Flik' in het onvolprezen Argus.